Kijkend naar het Nederlands kampioenschap baanatletiek verbaas ik mij toch weer over het niveau van de atletiek. Nee, niet in eerste instantie het niveau van de atleten, maar meer van alles daar omheen. Neem nu het voorval dat bij de start van een 200 meter mannen serie de speaker gewoon door gaat met zijn verhaaltje. Een beginnersfout, die vrijwel iedere microfonist in opleiding eens tijdens de cursus maakt, maar voor topjury tijdens een nationaal kampioenschap? Tot overmaar van ramp wordt er tijdens de finale 5000 meter ruim aandacht gegeven aan een plaatselijke atleet. Let wel, de microfonist is niet bezig met informatie over de 5000 meter, maar ment er goed aan te doen de sponsors bij naam en toenaam te noemen van de lokale sporter op een geheel ander onderdeel. Dat komt niet alleen kneuterig over, maar strookt absoluut niet met het uitgangspunt dat jury, en dus ook de microfonist, onpartijdig moet zijn in het voorzien van informatie. Met dit soort kruideniersgedrag doe je de atletiek absoluut geen plezier.
Ook het commentaar op de televisie getuigd niet van professionaliteit. Je zou toch mogen verwachten dat een televisieverslaggever enige affiniteit heeft met de sport waar hij over praat. Zeker als het gaat om atletiek, dat gezien wordt als de moedersport aller sporten, zou je toch mogen verwachten dat je voor de verslaggeving eerder teveel kandidaten hebt met kennis van zaken dan te weinig. Of je nu op empirische wijze het gevoel voor beweging, kracht en snelheid hebt eigen gemaakt of via de theorie doet dan minder ter zaken. Maar als iemand op de 200 meter praat over de gunstige baan twee, dan is hij toch ver verstoken van de realiteit, waar bij de indoor zelfs de einduitslag bijna volledig wordt bepaald door de toewijzing van de banen. Maar ook uit de klassieke mechanica kun je begrijpen dat er iets bestaat als middelpuntvliedende kracht. Iets dat je ook nuttig is bij het discuswerpen en hamerslingeren. Het gaat echt niet om meer dan MAVO-niveau natuurkunde.
Bij het polsstokhoogspringen zit een atleet te dicht op de lat. De verslaggever zegt dat hij dan of de lat verder naar achter moet laten schuiven of eender afspringen. Eerder afspringen betekend juist de stok minder buiging geven, waardoor er juist meer horizontale snelheid over blijft. Nu heb ik nooit polsstokhoog gesprongen, maar het lijkt mij voor de hand liggend. Dat iemand geen gevoel voor beweging heeft is tot daar aan toe, maar als je dan ook nog ambieert om verslaggever te zijn! De nieuwe generatie atleetjes aan de teevee wordt zo even haarfijn vertelt hoe je dus moet polsstokhoogspringen als je nooit de top wilt bereiken. Want let wel, die jeugdatleetjes geloven heilig in die specialist op de teevee. Een kind met interesse voor zo een onderdeel neemt dergelijke informatie voor jaren voor waar aan.
Men wil de baanatletiek weer tot leven roepen, en de jeugd interesseren. Nu, zorg dan voor een goed atletiekklimaat. Investeer eens in een groot mobiel scherm, dat je bij alle grotere wedstrijden in het stadion kunt plaatsen. Dat zet of hang je dan overal waar je een NK organiseert, of bij een competitiefinale. Leer atleten gebruik te maken van die informatie op zo een scherm. Kleine voetballertjes doen ook de grote na, of het nu gaat om je shirt over je hoofd te trekken na een doelpunt of om het spel zelf. Geef de jeugd eens de kans om net zo met atletiek bezig te zijn als de topatleten bij de grote internationale wedstrijden. Dus geen speaker die pseudoprofessioneel sponsors gaat opnoemen, maar een groot beeldscherm op het terrein. Uiteindelijk draait het niet om het geld dat de atleet krijgt, maar om de prestaties die hij neer zet en het sportinzicht dat hij vertoond. Het geld is daar dan eventueel een gevolg van.
Lopen is een breedtesport, net als voetbal of wielrennen. Van werp- en springnummers kun je dat niet echt zeggen. Tot voor kort moesten zelfs de topveteranen in Nederland tijdens de competitie allemaal met seniorenmateriaal werken. Een 70-jarige laten kogelstoten met een kogel van 7,25 kilogram is zoiets als een recreant de marathon laten lopen met een paslengte van een 2:10 loper, of een ultraloper dwingen op de 24 uur en langer niet te mogen wandelen! Ook hier zou men atletiek heel wat aantrekkelijker kunnen maken als mensen met voor hen geschikt materiaal eens kunnen ervaren wat atletiek is. Bij technische nummers het aantal pogingen terug brengen tot twee is natuurlijk een misstap van de eerste orde. Je gaat toch ook niet de tien kilometer op de baan terug brengen tot zeven kilometer of zo omdat de tien kilometer te lang duurt, of de 100 meter drie keer zo lang maken omdat het publiek op de finishlijn anders niet het verschil kan zien tussen de nummers één en twee.
Hoe komt het toch dat de baanatletiek vaak niet ziet waar het werkelijk om gaat zou je jezelf kunnen afvragen, maar ook de ultramarathon laat haar steken vaak genoeg vallen. Onlangs had ik nog een felle discussie met een van onze Belgische collega’s uit de ultramarathon. In België heeft men weer een 24 uur. In feite bestaat deze loop al een jaartje of zeven en trekt jaarlijks een handje vol atleten op de 24 uur, maar nu wordt er over gepraat om er een Belgisch kampioenschap te gaan houden in de toekomst. Natuurlijk goed als men er weer een nationaal kampioenschap heeft, maar een of andere kermiskoers daarvoor gebruiken waar men absoluut niet snapt waarom een parcours officieel gemeten moet worden zou daar toch geen kandidaat voor mogen zijn. Met een handje vol lopers en een ronde van meer dan drie kilometer investeert men wel in rondetelling met de ChampionChip. Maar officiële jury, parcoursmeting en dergelijke ho maar. Tot overmaat van ramp stelt de UltraCup in België dat zo een organisatie kans moet krijgen om te groeien. Na zoveel jaar knulligheid nog aan groeien denken terwijl men er nog niet eens snapt waar je over praat. Dat kan dus nog een eeuwigheid duren. En komen er dan prestaties van aanzien, dan moet daar dus gewoon de dikke streep doorheen. Want wie kan achteraf garanderen dat alles volgens de regels der eerlijkheid is verlopen?
In Nederland hadden we enkele jaren terug een 12 uur loper boven de 150 kilometer; zijn naam was Ron Teunisse, en hij liep dat in Amersfoort. Het was nog uit de tijd dat Peter ter Burg verantwoordelijk was voor die wedstrijd. Voor wie Peter niet kent, hij is momenteel beleidsmedewerker van de werkgroep ultramarathon van de KNAU. Bij nameting bleek per ronde van iets meer dan twee kilometer een verschil van maar liefst 50 meter! De prestatie van Ron Teunisse werd gecorrigeerd naar 147 kilometer en 900 meter. En dan hadden we nog te doen met een KNAU man waarvan je nog enig inzicht in meten mag verwachten. Wat moet dat dan niet geven bij een organisatie die niet eens is aangesloten bij de landelijke atletiekbond. Het is goed om organisaties te stimuleren, maar op die wijze is men toch heel verkeerd bezig in België. De ultramarathon verkoop je niet door de ogen te sluiten voor wezenlijke zaken.
Anton Smeets
a.smeets@trouwweb.nl