WC Edmonton (CAN) track & field

Een persoonlijke impressie van datgene dat zich binnen het stadion afspeelde tot nu toe, met wat zijsprongetjes waarbij best gewaagde uitspraken naar voren komen.

Ik lees graag de Trouw; als u naar mijn e-mail adres kijkt, is dat nooit een geheim voor u geweest. Maar op het gebied van de atletiek valt mij de verslaggeving vaak heel erg tegen. Een verslag van de marathon in de editie van afgelopen maandag mondt uit in een historisch stukje achtergrond. Mijn idee is dan: verhuis die man naar “de verdieping” want dar hoort hij blijkbaar meer thuis. Waarom, als je een weekeind de tijd hebt om alle impressies op je in te laten werken, niet eens een levendig verslag van het wedstrijdverloop; waarom weer terug grijpen op zaken die decennia achter ons liggen. Doe dat maar ergens anders; daarvoor is de dagbladpers niet, of het zou “de verdieping” moeten zijn. Mijn gevoel is dat gemiddeld tweederde van de tekst al klaar lag voordat de marathon gelopen werd. Maar de mondige lezer hou je daar toch niet meer mee zoet. Trouw vind ik een heerlijke krant, maar op atletiekgebied kom ik absoluut niet aan mijn trekken.

Het brengt mij bij een anekdote. Ik weet dat Nelissen daar een liefhebber van is, maar in dit geval is hij onderwerp. Ik ben namelijk geboren en getogen in Meerssen; het plaatsje waar jaar en dag de Amstel Gold race finishte totdat dar een grotere plaats voor moest staan als Mestreech. Mijn ouders hadden een winkeltje; in feite een bakkerij, maar ze verkochten ook enkele kranten. Na afloop van de Amstel Gold Race stond meestal de winkel vol met mensen uit andere regio’s die een heerlijke Limburgse Vlaai mee naar huis wilden nemen. Na afloop van een van die edities van de Amstel Gold Race stond ook Nelissen in een overvolle winkel. Hij zag die kranten ook staan en vroeg “mevrouw welke krant verkoopt u nu het best”. Mijn moeder, Nelissen niet herkennend antwoordde “zelf lees ik het liefst De Nieuwe Limburger, maar mijn zoon zit in de sport en voor hem gaat niets boven het Limburgs Dagblad”. Als u zich dus ooit heeft afgevraagd waarom Limburgers niet massaal achter de sportverslaggever Nelissen staan, dan was waarschijnlijk mijn moeder zaliger daar de grondlegster van.

Natuurlijk had ook dit al jaren eerder kunnen opstellen, dus als Rob Veldhuis daar aanleiding in vindt, verneem ik dat graag van hem.

Terug naar het stadion in Edmonton. Heerlijk toch die finales sprint. Het teevee verslag doet zeker niet onder aan de prestaties die te zien zijn. Ja, Reitsma, de mondelinge verslaggeving kan ik in mee; op detail niet altijd, maar dat moet kunnen. Iemand die tweede wordt in een serie 200 meter die gewonen wordt in 20.60, terwijl er al eens ooit 19.32 is gelopen is natuurlijk leuk, maar daar wordt ik niet warm of koud van. Ik wil niet flauw doen, maar we gaan toch ook niet op het puntje van de stoel zitten als de wereldrecordhouder marathon niet halverwege als eerste door komt. Dus ook die winst halve finale vrouwen 100 meter was voor mij nog geen extase. Wel dat Jones uiteindelijk de finale verloor. En, als ik het mij goed herinner heeft Jones het met dat meisje al eens eerder moeilijk gehad. Mooi overigens hoe Jones reageerde. Neem maar aan dat dat soort atleten niet getraind worden op het te woord staan van journalisten nadat ze verloren hebben. Zij gaan gewoon voor de winst; trainen op verlies ondermijnd het zelfvertrouwen en doe je dus niet. De spontane reaktie van Joes komt dus bij mij heel geloofwardig over, en zegt iets over haar persoonlijkheid.

Wat de IAAF overigens wilt met haar nieuwe startregel, om het zo maar aan te duiden, is mij volslagen onduidelijk. Achteraf zie ik op teevee uit tientallen perspectieven en vertragingen nog eens hoe die 100 meter aan toe ging. Dan weet ik hoe het resultaat is. De spanningen vooraf, inclusief de valse starts en de extra spanning die het bij een specifieke atleet neer legt, dat maakt de 100 meter aantrekkelijk. Met ooit 13.3 op 15- of 16-jarige leeftijd ben ik geen sprinter, maar in dat opzicht kan ik mij denk ik toch een mening vormen over dergelijke nummers. Het blijft overigens een misser van de atletiek dat men niet de 200 meter (de stadie of stadion uit de klassieke Griekse oudheid) kan promoten tot het koningsnummer van de baan. De wegatletiek is in dat opzicht te veel bezig met klassiek gedoe, terwijl de baanatletiek eigenzinnig nieuwe geschiedenis probeert te schrijven. Vaak lukt het de baanatletiek, maar ik vraag mij af waar de grens ligt. Ooit barst toch eens de kruik en ziet de mensheid het licht denk ik dan. De barstjes zijn al lang zichtbaar. Wereldwijd maakt men zich zorgen over de toekomst van de baanatletiek. Niet alleen dat de atletiek op de teevee verdwijnt achter decoders en niet meer het volk bereikt, maar ook dat het opleidings- en inteligentieniveau van de atletiekliefhebber blijkbaar onderschat wordt, en men steeds vaker zijn toevlucht zoekt naar verslaggeving via internet. Blijkbaar weet het gros van de traditionele media daar niet mee om te kunnen gaan.

Om voorzichtig af te sluiten – want hier volgt nog een verhaaltje – maar eens een uitstapje naar een geheel ander onderdeel: het polsstokhoogspringen, jawel. Ik heb mij afgelopen manden wel eens geërgerd aan commentaren, waarbij men suggereerde technisch inzicht te hebben. Nu, ik kom uit de Kimbria-cultuur uit Maastricht. Servé Wijsen was lang Nederlands recordhouder (met ik geloof maximaal 4.50!). Ik prat dan over de tijd eind 60, begin 70. Vanuit die tijd weet ik dat mensen toen al meer inzicht hadden in dit nummer als ik nu via de media mag vernemen. Toch is het leuk dat Tamminga en Blom door gaan in Edmonton. Met Tamminga heb ik eerlijk gezegd net zoveel als met bijvoorbeeld Looye, maar Rens Blom is voor mij om persoonlijke redenen een ander figuur. Zijn vader, Wim, was – en is dat volgens mij nog steeds – clubrecordhouder 100 meter bij Kimbria. Ik ben opgegroeid met de sportinstelling van degelijke mensen. Trainen in de winter op de vijvers voor de Geuselt (stadion MVV, maar ook een kasteeltje) om goed de nastrekking te oefenen bij verminderde weerstand; maar ook een man die mee deed met crossen; zich wel eens versliep, maar als sportman uit zijn bed wipte en min of meer in pyjama mee te gaan om geen last te zijn voor de anderen. Kortom Rens is uit het goeie hout gesneden. Dat kennen we ook in Nederland. We kennen dat in onze eigen omgeving vanuit de ultramarathon, ook omdat dat nog een klein wereldje is waar we dat soort zaken nog van elkaar weten , maar ook in andere disciplines van de atletiek kent Nederland genoeg eigen verhalen die wel eens verteld zouden mogen worden.

Dus graag geen verhaaltjes meer die al klaar liggen, en waarvan het verhaal uit straalt dat je er twee uitersten mee uit kunt. Nee, journalisten, die, als ze al eens vooraf hun kolommetjes moeten vullen, zich de moeite doen om met verhalen van Nederlandse atletiek te komen. Ze zijn er in overvloed. Een betaald journalist mag daar best eens de moeite voor nemen.

Verder blijft het genieten van de atletiek vanuit Edmonton, ondanks de ongelukkige uitzendtijden. Er gaat nu eenmal niets boven de spanning van een live-verslag, o welk tijdstip dan ook.

Anton Smeets
a.smeets@trouwweb.nl