Een troostrijke deceptie (RUN 2016)

Het leven in 4000 woorden: Dave Boone trainde 6 weken (?!) om dit jaar toch nog in Winschoten mee te kunnen doen. Na 30 kilometer kwam de blessure terug waar hij al jaren mee tobt …

De basis van het drama van deze race, voor zover je van een drama zou mogen spreken, was eigenlijk al gelegd tijdens de afgelopen seizoenen. Reeds in het voorjaar van 2013 was er sprake van een blessure aan de lage rug (probleem aan het zogenaamde SI-gewricht). Daarbij waren, en zoals zaterdag weer bleek ook nu nog, alle aanhechtingen naar de onderbuik, lies en billen ontstoken. Een pijnlijke bedoening als een fysiotherapeut er met een ellenboog in gaat zitten draaien…
Deze blessure is meerdere malen teruggekeerd, of beter gezegd: gebleven. Ondanks dat ik in de afgelopen jaren wel een paar goede races heb kunnen lopen, was er toch steeds weer die lage rug aan de rechterkant van het lichaam die parten speelde. Kort uitgelegd: ik kan gewoon rennen, maar na een paar uur komt de zenuw vanuit de wervelkolom naar het rechterbovenbeen ‘’klem’’ te zitten. Het signaal neemt daardoor drastisch af, waardoor ik feitelijk te maken heb met een chocoladebeen. Ik kan nog zo m’n best doen; het been loopt helemaal vast, en valt nauwelijks nog te liften. In het dagelijkse leven heb ik er nauwelijks last van, behalve als ik lang heb gezeten, maar zodra ik een paar uur aan het rennen ben, gaat het helemaal fout.

Vorige zomer had ik tijdens de Tour de France Footrace in grote mate last van de lage rug, en tijdens het wereldkampioenschap 100 kilometer in Winschoten in september 2015 liep ik na 81 kilometer helemaal vast. De grote frustratie is eigenlijk dat je op dat moment nog zoveel energie en kracht kunt hebben, maar beide niet kunt omzetten in snelheid. Wandelen en schuifelen zijn min of meer de enige optie in geval van zo’n ‘’vastloper’’. Zo kwam ik vorig na 80 kilometer nog comfortabel over de start/finish, jagend naar een tijd onder de acht uur, maar was het feest een kilometer later helemaal afgelopen.
Het is een tamelijk klassieke blessure die normaal gesproken met wat core stability te verhelpen is. Er hebben inmiddels verschillende mensen gekeken naar dit probleem, maar de door de fysio voorgestelde oplossing van oefeningen en krachttraining is gewoon niet voldoende gebleken. De zenuw raakt steeds opnieuw bekneld, en na zaterdag ben ik vastbesloten om er een medisch specialist naar te laten kijken. Na drieënhalf jaar sukkelen ben ik er helemaal klaar mee. Voor wat betreft deelname aan ultralopen betekent dat, dat ik pas weer aan de start zal verschijnen als het probleem is opgelost. Eerder niet. Wellicht probeer ik nog eens een marathon, maar dat is het dan. Het komende halfjaar valt er dan ook weer niks van mij te verwachten. En dat na alle drama’s van de afgelopen winter…

Na het WK in Winschoten in 2015 was ik voornemens om een pauze te gaan inlassen na ongeveer acht jaar trainen en het lopen van wedstrijden in de vorm van marathons en later ultralopen. Om even bij te komen van het blessureleed en om mentaal weer op te laden. Ik wilde in Etten-Leur nog wel m’n persoonlijk record op de marathon verbeteren naar een tijd onder de 2.40 uur, en daarna zou ik samen met Rombout Breedveld nog de zogenaamde West Coast Challenge doen – lopen en fietsen over het strand van Hoek van Holland naar Den Helder, met een fiets voor twee personen. Etten-Leur mislukte jammerlijk door een virusje, en de West Coast werd een tegenvaller door problemen aan, jawel, de lage rug. De finish werd nog wel gehaald en dankzij Rombout en de grote voorsprong wonnen we de wedstrijd nog wel. Maar hoe…
Een sabbatical werd ingezet. Het was noodzakelijk, maar mentaal is het nooit echt bevallen. De structuur van trainen viel weg evenals de alledaagse fitheid tijdens trainingsperiodes. Afgelopen winter was er niet alleen het zwarte gat met betrekking tot mijn sport. September 2015 studeerde ik af na acht jaar studies, assistentschappen, eindeloos papers schrijven, tentamens en een rijk sociaal leven. Tijdens mijn 43-daagse monstertocht door Frankrijk, vlak voor mijn afstuderen, was ik er na veel nadenken weer eens achter gekomen dat ik niet echt een idee had en heb, wat ik met mijn leven zou moeten gaan doen. Ik had er tijdens mijn studie wel veel over nagedacht, maar tot een sluitend antwoord was ik nooit gekomen. Eigenlijk verre van. Hoe meer ik nadenk, des te meer ik twijfel en eigenlijk niet weet wat ik precies moet – ja: ‘’moet’’, er is geen terugweg… Een mens moet namelijk keuzes maken; want iedereen doet het. Het is dus bijna een bevel vanuit de maatschappij, maar ik heb er moeite mee. En je móét ook meteen de goede keuze maken. Dus loopt dit land vol met mensen die overtuigd zijn van het feit dat ze dé goede keuze gemaakt hebben. Ik vind dat een eng idee…Ik weet het dus niet, maar ik heb daar vrede mee. Het zal altijd zo blijven. Het enige verre stipje aan de horizon is een carrière in de politiek, hoewel dat meer een roeping is dan carrière. Maar dat is voor later… Ik wilde gewoon een mooie baan waar ik mijn kwaliteiten goed zou kunnen benutten, en graag iets wat een beetje nut heeft voor de maatschappij.

Ik solliciteerde bij de Luchtmacht en doorliep de selectie met prachtige cijfers. Er leek geen vuiltje aan de lucht en fietste tijdens de minutentest de sterren van de hemel. Waar om me heen de toekomstige commando’s en mariniers van hun fiets vielen, stampte ik door naar een, volgens de begeleidende dames, indrukwekkend resultaat met de geruststelling dat mijn hartspier kennelijk de eeuwige jeugd heeft. Ik had het allemaal zo goed voorbereid, en wilde zo graag beginnen aan een officiersopleiding ter ondersteuning van het nieuwe gevechtsvliegtuig Lockheed-Martin F-35. Een uur na de fietstest begon mijn weekend echter gitzwart. In retrospectief gitzwart trouwens. De adjudant vertelde me na alle succesvolle assessments, testen, gespreken en administratie dat mijn vacature eigenlijk al opgevuld was. ‘’Sorry’’, aangevuld door een of ander kakverhaal dat de politiek had besloten dat er minder mensen mochten worden aangenomen. Een hele mand interne vuile was werd buiten gehangen om mij maar gerust te stellen dat ik er eigenlijk niks aan kon doen, en dat het gewoon pech was. En dat vertellen ze je dan na drie maanden procedures. Ik zou een alternatief aangeboden krijgen. Intern vloekte ik toen ik met pijn in de poten van de fietstest over de Prins Hendrikkade liep richting station Amsterdam Centraal. Nooit zou ik nog een stap binnenzetten op de kazerne naast het Scheepvaartmuseum. Later zou ik de aangeboden alternatieven afwijzen, want ik wilde simpelweg alleen maar bij de Luchtmacht.

Het weekend werd nog zwarter… Afgelopen najaar was ik namelijk ook nog eens hopeloos verliefd op een jongen uit Rotterdam. Een jongen die bezet was. ‘’Ja, het kan dus niet’’, deed een groot deel van de omgeving het maar simpel af. Ik moest het maar respecteren en deed dat ook. Maar hallo!, dat is toch wel ingewikkeld hoor! Want als ik eenmaal verliefd ben, gaat dat niet zo snel over. Mijn gedrag kan in dat soort gevalletjes, en dit was het vierde gevalletje in drie jaar tijd, uiteenlopen van eindeloos energiek naar hysterisch pubermeisje. Van dromerig op de stoep staan voor het appartementencomplex waar hij woont, tot geestelijk verzuipen in de foto’s van hem, die ik in de tijd van m’n baas steeds opnieuw bekijk. Een heel gedoe dus, wat een hoop tijd in beslag heeft genomen. Tegelijkertijd ook een motor, een katalysator van mooie dingen. Maar ja, hij was bezet…
Op de Prins Hendrikkade vloekte ik niet alleen vanwege de woorden van de adjudant, maar ik beraamde tegelijkertijd snode plannen om de Rotterdammer die avond het hof te gaan maken. Een zestal dagen voor de beruchte vrijdagavond had ik namelijk per appje vernomen dat Hij vrijgezel was geworden. ‘’Maar je weet het niet van mij…’’ En zo deed ik alsof ik van niks wist, maar viel ik natuurlijk snel door de mand. Liegen gaat me moeizaam af. Snode plannen werden die avond na een moeizame start omgezet in wat ik wilde; ik had gedanst als een paradijsvogel. En toen ik het had, verdween ook mijn verliefdheid. Het werd een gitzwart weekend. Illusies met betrekking tot carrière en gevoelsleven verdampten in een paar uur tijd. Of zoals Bredero ooit zo wijselijk formuleerde: ’’t kan verkeren’’.

Er kwam eind november dus niet alleen een einde aan alle ambities op het gebied van lopen en sport, maar wist ik ook even helemaal niet meer wat ik met m’n leven moest gaan doen. Een zwart gat – gapend groot. Normaal gesproken is lopen het perfecte antwoord in tijden van crisis, en menig lezer zal beamen dat er bijna geen beter geneesmiddel voor mentale strijd is dan lopen. Maar het was allemaal even weg. Ik had geen zin om m’n nest uit te komen en werd bedlegerig. ‘’Symptomen van depressie’’, en een groot deel van de omgeving was meteen in paniek.
‘’Ga naar de huisarts.’’
‘’Heb je al eens aan een psycholoog gedacht?’’
Want je moet naast het maken van keuzes ook genieten. En dat is ook een bevel. Het móét goed gaan, en je móét genieten. Veel mensen in paniek en bezorgd, behalve ikzelf. Het zwarte gat zou vanzelf wel weer overwaaien. Het had even tijd nodig, en ik had alle reden om mezelf zwaar kut te voelen. Na een paar weken ging het beter. Zelfs zonder hardlopen. Ik besloot te verhuizen naar de stad waar ik wilde wonen: Rotterdam. En terug naar een kamer. Voor velen klinkt het als een stap terug, maar voor mij staat het leven in een beperkte hoeveelheid ruimte en met weinig spullen dichterbij m’n persoon dan een groot en levenloos appartement. Steeds denk ik aan de gesprekken die ik in Frankrijk voerde met Yves Beauchamp. Hij zou binnen drie jaar met pensioen gaan en in een caravan gaan wonen. Bij wijze van goddelijke eenvoud. Met de focus louter op wat hij leuk vindt: sport en spel. Ik moest weg uit Den Haag; want ik was er nooit echt thuis.

Ik kwam terecht in het warmste mannenhuis ter wereld: heerlijke mensen. Ik vierde er min of meer twee maanden vakantie en werkte overdag wat aan de Erasmus Universiteit. Alles met de gang van een slak: eerst Rotterdam rustig verkennen en genieten van de nieuwe mensen om me heen. Geen sport en carrière, maar rust. Ik kwam kilo’s aan op de bank en dacht niet aan lopen. Moeizaam kwam ik ’s ochtends uit bed. Maar ik herpakte mezelf. Ik vond even later ook een baan in de vorm van een traineeship bij Detailresult Groep. Werken met mensen, en daarnaast in m’n vrije tijd de geliefde wetenschap.
Het duurde tot ergens eind juni voordat ik het trainen weer serieus oppakte. Ik wilde per se naar de RUN. Ik werd lid van de Roadrunners in Rotterdam en trainde daar een aantal keer mee. De start van de noodzakelijke trainingsarbeid was veel te laat, en de trainingsachterstand enorm. Maar de afgelopen zes weken heb ik mezelf verbaasd en overtroffen door mezelf toch klaar te stomen voor de wedstrijd en tevens de mooiste dag van het jaar: de tweede zaterdag van september. En hoewel er eigenlijk geen duurlopen waren, kon ik binnen zes weken toch gigantische stappen zetten. Ik viel snel af, onder andere door hard werken, vasten en een hoge trainingsfrequentie. Daarnaast heb ik wat gewerkt aan m’n techniek en snelheid. De laatste maand heb ik echt geleden, maar het was de moeite waard.

Afgelopen zaterdag was dan de grote dag. Zoals gebruikelijk heb ik er een weekend inclusief hotel van gemaakt, om naast de inspanning ook wat comfort te ondervinden. Helaas werd ik de laatste dagen voor de start steeds wakker met koorts en was er zware verkoudheid. Maar niet starten was geen optie. En of ik er achteraf echt hinder van heb ondervonden weet ik niet. Er was lichte verhoging bij de start, maar dat voelde niet als een aanleiding om niet te starten. Velen zullen het onverstandig vinden, maar ik zag geen mogelijk om niet te vertrekken om 10.00 uur. Uitlopen was het uiteindelijke doel. Maar ik had een schema in gedachten dat me ergens zou moeten laten finishen na 8.20 uur. Adel verplicht ook een beetje. En voor de concurrentie blijf ik sinds de zegetocht van 2013 natuurlijk een onvoorspelbare gek die je niet in de buurt wilt hebben tijdens de laatste ronde. Ongewild word je aangekondigd als een favoriet, terwijl daar zaterdag absoluut geen sprake van kon zijn. Ik probeerde dat ook duidelijk te maken tijdens de gebruikelijke reünie der veteranen tijdens het uur voor de start. Ik greep tijdens dat uurtje mijn moment om nog even op de foto te gaan met de grote meester: Ron Teunisse. Het blijft een eer als hij voor je applaudisseert. Een levende legende voor diegenen die weten wie hij is, maar dus toch slechts herkend door de kenners. Uiterlijk een reïncarnatie van Spartacus, maar zo vriendelijk en zacht als hij benaderd wordt. Onbekend maakt dan misschien wel onbemind, maar hij verdient echt meer aandacht van het publiek in Winschoten.

Ondanks een verkoudheid en een beetje koorts was er geen vuiltje aan de lucht. Er werd aan de kop van de wedstrijd zoals altijd weer veel te hard gelopen, en ik besloot me zoals gebruikelijk afzijdig te houden van dit kille snelheidsgeweld. Het is elk jaar warm in Winschoten, maar dit jaar kregen de lopers de eerste twee rondes ook een partij zon te voorduren, waar er andere jaren de eerste uren nog wat wel bewolking was die de zonnekracht tegenhield. Zware omstandigheden; zo hoort het ook te zijn, maar dit jaar dus al vanaf de start.
De RUN begint pas na 50 kilometer. Tot die tijd is het zaak om rustig te blijven; lichamelijk, maar ook emotioneel. Want zoals zaterdag ook weer bleek; een honderd kilometer is toch voor een groot deel emotiemanagement. Want hoe goed je als atleet ook in vorm kunt zijn, veel blijft toch afhangen van de emotionele bereidheid om tot het uiterste te gaan. Je moet naar hartenlust tekeer willen gaan, er moet sprake zijn van hartstocht, anders lukt het gewoon niet om de vaart in de race te houden tijdens de laatste 50 kilometer. Dat vereist mentale voorbereiding, die naar mijn idee door veel atleten vergeten wordt. Praktisch gesproken betekent dat voor mijzelf dat ik vooral rustig moet blijven in het begin en niet moet denken aan de totale afstand, maar slechts aan het lopen van delen daarvan, die ik dan tegen het einde ga optellen. Als je na twaalf kilometer gaat denken aan die 88 kilometers die nog moeten komen, stap je meteen uit…

De eerste onweerswolken pakten zich echter reeds na 21 kilometer samen in m’n hoofd toen m’n gelletjes waren verplaatst binnen de verzorgingspost. Het leverde niet alleen tijdsverlies op, maar gaf ook meteen een enorme mentale dreun. ‘’M’n brandstof is kwijt!’’ Ze werden uiteindelijk wel gevonden; ze waren uit de zak gehaald en ergens anders neergelegd. Het moet de intuïtie van een onwetende idioot zijn geweest, of iets dergelijks. ‘’Ik denk dat het handiger dat ik ze daar neerleg…’’ Ik krijg er tijdens dit schrijven weer jeuk van. Wie haalt het in z’n hoofd de brandstof van een atleet kwijt te maken?! Het hield me wel even bezig. Ook toen Leonie Ton passeerde. Ze bood meteen Jan de Wilde aan als oplossing. Jan de Wilde, op een of andere manier een van de weinige coaches waar ik echt naar luister. Omdat hij zelf zo hard heeft gelopen. Omdat hij rust uitstraalt en vertrouwen, en je insteek, levenswijze en tactiek nooit zal afkeuren. Ik was blij dat hij eindelijk in Winschoten was om het evenement mee te maken dat ik al voor de zevende keer de hemel in schrijf. Het probleem was even later opgelost en ik vroeg Jan dit door te geven aan Leonie, zodat ook zij op geen enkele manier meer bezwaard zou zijn met de informatie die ik haar gaf over dat toch wel bizarre incident.

Na 30 kilometer was de race helaas over. De bovengenoemde blessure was weer terug. Na zoveel rust en na negen maanden zonder wedstrijd, brak m’n hart toen ik merkte dat m’n rechterbeen weer weigerde…Ik besloot te gaan wandelen. De vernedering was uiteraard compleet, maar probeerde te zoeken naar een beter moment. Ik nam de tijd om onderweg te praten en dronk zelfs nog een biertje bij mensen op het terras. Maar het ging niet weg. Drie uur lang liep ik met de ziel onder m’n arm. ‘’Waarom, in godsnaam waarom?’’ Waarom weer die blessure. En tevens de geruststelling dat ik nu echt naar een medisch specialist zou gaan om het op te lossen. De koorts was onderweg ook niet weggegaan en de lichaamstemperatuur werd te hoog. Net als veel andere atleten kreeg ik het niet aangedronken- en gekoeld. Het werd te warm, en waar ik eerst nog wat kon schuifelen werd het steeds meer wandelen en wandelen. En zelfs dat tempo zakte zienderogen. Ik heb lang m’n best gedaan om mezelf wijs te maken dat wandelen ook een optie was. Het is ook een mogelijkheid, maar nog niet na pas 30 kilometer. 70 kilometer wandelen brengt een atleet namelijk buiten de tijdslimiet. Na 45 kilometer hakte ik de knoop door en besloot ik uit te stappen bij de volgende doorkomst. Ik berustte in m’n lot maar had na 49 kilometer toch nog een onvermijdelijke aanvaring met een toeschouwer. Ik schaam me er achteraf wel een beetje voor, maar het was noodzakelijk om deze oude zak even recht te zetten.

Wandelend ter hoogte van het punt van negen kilometer was daar hoon en spot geweest van een oude dwaas. ‘’Nog 40 kilometer!’’, honend en onder gelach van de mensen om hem heen. Het was nog 50 kilometer, dus hij zat qua inschatting al fout. Ik liep door, maar draaide me vervolgens toch om. De bril af en met een blik probeerde ik zijn hoon te doden. Maar het hield niet op, dus ik moest wel zijn richting op. ‘’Wandel dan een ronde met me mee.’’ De pret was compleet, want de zak taxeerde dat z’n te dikke lijf dat nog wel zou kunnen. ‘’Ja, een rondje, dat is goed!’’ Ik begon furieus te worden: ‘’We maken er vier van omdat je zo bijdehand bent.’’ De mensen om hem heen reageerden niet, en hij ook niet meer. En dan twee seconden van escalatie tussen m’n oren. Iets wat ik nooit zou mogen doen, maar ik probeer hem, en de meelopers, de mond te snoeren door te zeggen wie ik ben. ‘’Niet doen, niet meer doen, nooit meer doen! Ik ben een voormalig kampioen…’’, en ik zie m’n vingertje nog wijzen. Ik had nooit in moeten gaan op deze onwetende knuppel. Het was het enige smetje dit jaar ten aanzien van het hartverwarmende publiek. Nog schrik ik van mezelf; ik was tien hele seconden woedend, maar herpakte me gelukkig en wandelde door…

De speaker vermelde nog even dat hij blij was dat ik toch naar Winschoten was gekomen, en dat beaamde ik. Maar ik wilde zo graag weer schitteren. Ik wilde verrassen en wellicht lopen naar een bronzen medaille. Het mocht niet zo zijn. En wat inmiddels een gebruik begint te worden; de tranen kwamen in het bijzijn van Henri Thunnissen. Ik ben nou eenmaal slecht in het onderdrukken van emotie – sterker nog: ik wil het ook niet onderdrukken – dus liepen de waterlanders van teleurstelling weer ouderwets over m’n wangen. De zachtaardigheid en het begrip van Henri zorgen onderbewust dat je gewoon even je teleurstelling kunt en mág uiten. ‘’Ik zie je hier nog 7.55 uur lopen…’’ Met de toezegging dat ik maar gewoon een mailtje moet sturen voor een startnummer, blijf ik me welkom voelen. Ik stelde me tevens gerust met het idee dat ik ooit wel weer een keer zal winnen, maar dat ik gewoon geduld moet hebben. Een 100 kilometer, en ik had het er nog met diverse mede-veteranen over, is zo vreselijk ingewikkeld. Voorbereiding, vorm, voeding, weersomstandigheden, mentale gesteldheid, en nog vele andere factoren moeten goed zijn, wil een ambitieus plan slagen. Want uiteindelijk: hoeveel van de 100 gestarte atleten hebben gelopen volgens het boekje? Volgens het vooraf bedachte scenario? Slechts een paar, denk ik. En dat bevestigt de bewerkelijkheid van de sport. En juist het feit dat zo ingewikkeld is, dat maakt de sport voor mij zo wonderschoon. Eigenlijk als metafoor van het leven; zoek niet de eenvoud, maar juist de ingewikkelde weg. Die complexe weg biedt namelijk veel meer inzichten dan de weg die iedereen bewandelt.

Maar dan naar de winnaars van de dag; geschiedenis wordt immers geschreven over winnaars, en niet over diegenen die het niet haalden. Want ondanks dat er wederom sprake was van een weergaloos slagveld, waren er een paar lopers die zich konden handhaven of zelfs excelleren. Pascal van Norden was wederom een fenomeen. Niet in de laatste plaats vanwege zijn prachtige eindtijd, maar vooral vanwege zijn hoogstaande knieheffing tijdens het lopen. Het maakt menig ultraloper jaloers. Rombout Breedveld, die een prachtige start kende, en na enkele moeizame rondes toch tot een hele nette tijd kwam. Hij gaat in de toekomst zeker ook onder de acht uur lopen. Respect voor allen die niet zijn uitgestapt onder de zware omstandigheden. Bas Haasnoot, die ik ken van de West Coast Challenge, maakte kennis met de vreugde van het uitlopen van een 100 kilometer – zoals het hoort na een moeizame bevalling met tranen onderweg, maar dat zijn juist de mooiste wedstrijden! En Silvia Verhoeven, die ik in 2010 in de bossen bij Gilze ontmoette tijdens mijn eerste ultra. Zij liep de wedstrijd uit, na een periode van problemen aan haar hart. Ze werd beloond met een bronzen medaille voor het NK. Grote held Daniel Oralek sprak ik onderweg nog uitgebreid tijdens een zware dip; over de optie om naar de finish te wandelen. Hij kreeg de motor toch weer aan de praat en liep de wedstrijd ook uit, wat hem alleen maar sympathieker maakt. Daarnaast het wederzien met Wilma Dierx, met wie ik zes weken in Frankrijk in een tent lag, maar nooit seks mee had. Het was wederom hilarisch, en uiteraard liep Wilma naar een keurige tijd. Daarnaast ook Chris van Wijngaarden en Joris Wulfert, clubgenoten uit respectievelijk Leiden en Rotterdam. Voor het eerst aan de start en dan al meteen de finish bereiken. Het verdient meer dan alleen applaus. En voor diegenen die het niet gehaald hebben, inclusief mezelf, is er de troost dat er nog genoeg andere wedstrijden en mogelijkheden komen om wel aan de finish te geraken.

En tot slot Leonie Ton. Leonie Ton kan nooit meer kapot bij mij. Ze verzorgde mijn oom in een hospice, en we raakten in contact toen ik haar enkele maanden na zijn dood contacteerde om haar te bedanken voor de gesprekken die ze had gehad met m’n oom. Ik kende haar passie voor ultralopen en kon haar vorig jaar een klein zetje geven om naar Winschoten te komen. Dit jaar was ze nog veel beter dan vorig jaar en liep ze een prachtig Nederlands record. Ondanks de zware omstandigheden knokte ze door en kon ze een prachtig tempo blijven handhaven tijdens het zware tweede deel. Zeeland boven!, en nogmaals neem ik m’n hoed af voor haar.
De RUN van 2016 werd voor mij persoonlijk een deceptie. Ik had niet gerekend op de terugkeer van blessureleed. Ik ga weer terug m’n hok in, maar wel met het idee dat er nu een structurele oplossing gaat komen. En dat stelt toch een beetje gerust. Want volgend jaar zal ik compleet gerenoveerd, afgetraind en mentaal tot aan de tanden gewapend aan de start staan – met Turbo dik. Winschoten, ik hou van je, en tot volgend jaar.

Dave Boone
(daveboone88 <> gmail.com)