Het is vrijdagmiddag twee uur als mijn loopweekend begint. Ik neem de trein naar Eindhoven, waar Chris op me wacht om samen richting België te rijden. In de trein zit een leerling van me. Nieuwsgierig kijkt hij naar de twee volle tassen die ik meesjouw. Hij vraagt wat ik ga doen. ‘Hardlopen in België’, antwoord ik. Ik noem bewust de afstand niet en hij vraagt er ook niet naar. Sommige dingen zijn niet uit te leggen. Als hij eens wist wat zijn aardrijkskundeleraar in het weekend uitspookt…
Chris en ik rijden gezellig kletsend over het lopen naar Oud-Heverlee. Morgenochtend om vier uur gaan we starten aan de Bello Gallico, een 100-mijlsloop door het Vlaamse land ten zuiden van Leuven. We gooien onze spullen in het hotel af en gaan daarna richting de feestzaal die als start- en finishlocatie dient. Nadat we onze startnummers hebben opgehaald doen we ons tegoed aan de pastamaaltijd en babbelen met andere lopers en loopsters. Terug in het hotel worden voor de zoveelste keer de dropbags gecontroleerd. De wekker zetten we op 02:30 uur.
Veel te vroeg is het geluid van de wekker er. Zwijgend trekken Chris en ik onze loopkleren aan. We zijn er klaar voor. We rijden de twee kilometer naar de start, niet wetend wat ons te wachten staat. Een bakkie koffie, een laatste wc-bezoek en de briefing door Tim en Stef. Om stipt 04:00 uur worden we de donkere nacht in gestuurd. Mijn eerste 100-mijler is begonnen!
Het zijn maar drie letters, maar ze spoken al even door mijn hoofd. DNF. Ik wil ze niet achter mijn naam, maar al uren zoek ik excuses voor een Did Not Finish. Ik hoest en ik snotter, zoals ik al de hele week hoest en snotter. Keelpijn had ik ook nog van de week. Heel verstandig dus om te stoppen. Zeker omdat ik nog 130 kilometer moet en me nu al zo klote voel. Ik ben moe na een week met slechte nachtrust en ik moet mijn lijf gewoon rust geven. Heel verstandig dus om te stoppen. Het maalt en maalt in mijn hoofd. Na tien kilometer lopen gaan mijn kuiten al pijn doen. Na 20 mijn linkerheup. Eigenlijk doet het overal pijn. Die rotkasseien ook. En waar blijft de zon? Ik wil naar huis. Naar bed. Ik kan niet één goede reden bedenken om 100 mijl te lopen, maar wel 100 redenen om te stoppen. De afstand is zo verschrikkelijk lang. Al die uren die ik nog moet. En straks gaat het echt pijn doen. En zo ploeter ik voort. Van post 1 naar post 2 en weer verder. Nog 120 kilometer. Ik word gek van mijn eigen hoofd. Ben ik nu al die tijd bezig een DNF te rechtvaardigen? Rond 50 kilometer ben ik mezelf zat. Ik besluit dat het genoeg is geweest met al die negatieve gedachten. De knop moet nú om. Mijn hoofd moet nú leeg. Met een armgebaar trek ik de letters D-N-F symbolisch uit mijn hoofd en werp ze het beekje in waar ik langs loop. Weg ermee! Het werkt. Mijn hoofd raakt leeg. Het wordt langzaam stil in die grijze massa daarboven. Een haast vredig gevoel komt over mij. Ik geef me over aan de afstand en de tijd. Een DNF is een keuze, maar finishen is dat dus ook. Ergens tussen de 50 en 60 kies ik er voor om hoe dan ook te finishen. Ik weet dat het nog ruim 100 kilometer is, maar de keuze voelt goed. En dat geeft me rust. Het lijf draait nog niet soepel en protesteert nog wat tegen de genomen beslissing van het hoofd. Maar het besluit staat vast, ik ga finishen, en neuriënd ren ik door het bos met mijn eigen variant op Queen; ‘I’m having a bad time, I’m having a bad time. Nothing’s gonna stop me now!’
Hè hè, langzaam ga ik me ook lichamelijk beter voelen. Alsof mijn lichaam zich heeft neergelegd bij de loodzware taak van vandaag. Snel gaat het niet, maar ik heb weer plezier in het lopen. Petra, de latere winnares bij de vrouwen, haalt me in. Even kletsen we wat, maar na een paar kilometer loopt ze soepel bij me weg. Een kwartier later kom ik tegelijkertijd met Christoph uit het Duitse Paderborn aan bij post 3. Nog 100 kilometer te gaan!
Gezamenlijk vertrekken Christoph en ik weer. We hebben goede gesprekken samen. Eerst over onze loopavonturen en toekomstige loopplannen. Maar al gauw ook over de Nederlandse en Duitse politiek, vluchtelingen en de toekomst van Europa. We zijn het roerend met elkaar eens. Alleen samen kunnen we de wereld mooier maken. Ultralopen maakt van Menschen Brüder!
Na een tiental kilometer komt een loper ons tegemoet. Het is de nummer 1 van de wedstrijd en hij heeft het keerpunt al gehad. Even later volgen nummer 2 en 3. We wensen elkaar in het voorbijgaan succes. Wat gaan ze rap die mannen! Steeds meer lopers komen we nu tegen. Ze zullen uren voor ons finishen. Maarten vliegt voorbij. Even later zie ik de wapperende haren van Chris in de verte. We stoppen even om bij te praten.
Als ik het niet had geweten zou ik zeggen dat er meer dan de opgegeven 2100 hoogtemeters in de route zaten. We lopen door het Meerdalswoud en krijgen wat korte, maar venijnige klimmetjes te verduren. Ik neem de omgeving goed in me op. Straks zal het pikdonker zijn als we hier weer lopen. We zijn bijna op de helft. Het is leuk om de lopers tegen te komen die net weer aan de tweede ronde zijn begonnen. Ik zie onze bestemming liggen, maar de route neemt nog even een omweg. En juist nu ik zo graag even wil zitten. Een kwartier later zit dan toch de eerste lus van 80 kilometer er op.
Het schemert als ik weer op weg ga bij de vierde verzorgingspost die tevens als start- en finishlocatie dienst doet. Ik heb de eerste ronde van 80 kilometer er op zitten. Nu nog een keer dit rondje in tegengestelde richting en mijn eerste 100-mijlsloop zit er op. Binnen was het warm en gezellig. De warme maaltijd heeft me goed gesmaakt en heb ik weggespoeld met een blikje radler uit mijn dropbag. De eerste helft heb ik in 11 uur en 15 minuten afgelegd. Nu loop ik in mijn eentje het bos in. Ik stel me in op nog eens 15 eenzame uren door het duister. De ondergrond van kasseien, stenen en traktorsporen heeft zijn tol geëist. Mijn voeten zijn pijnlijk. Maar verder voel ik me eigenlijk hardstikke goed. De finish is nog ver, maar ik weet dat ik het kan halen. Voor mijn gevoel ga ik best hard. Hoe gaaf is het om hier te zijn! Wat een avontuur! In het steeds donker wordende bos zing ik zachtjes ‘I’m having a good time, I’m having a good time! Nothing’s gonna stop me now!’
Als ik post 5 op 100 kilometer binnenkom voel ik me nog steeds prima. Mijn loopmaatje Christoph, die 20 minuten na mij wegging bij post 4 zit er al en kijkt me vol verbazing aan. In het stukje van 20 kilometer tussen post 4 en 5 heb ik vier keer een pijl gemist en vijf kilometer extra afgelegd en heeft hij me ongemerkt gepasseerd. Desondanks voel ik me veel beter dan toen ik voor de eerste keer, na 60 kilometer lopen, bij deze verzorgingspost aankwam. Nu is het nog ‘maar’ 60 kilometer. Binnen een paar minuten sta ik samen met Christoph weer buiten. Op weg naar de finish!
Heel snel gaan we niet, maar ook Christoph zit in een goede flow en de eerste kilometers gaan weer ongemerkt voorbij. Maar dan ga ik toch de vermoeidheid voelen. Christoph heeft het nog zwaarder en moet lossen. Ik loop ergens door een dorpje. Ik gluur bij de mensen naar binnen. Ik zie kerstbomen en brandende open haarden. Op een bank zitten twee meisjes met natte haartjes tv te kijken. Ik denk aan mijn eigen dochters. Zouden ze al slapen? Heimwee overvalt me. Hoe heerlijk zijn de zondagochtenden als we uitslapen en zo’n klein wijffie bij papa en mama in het grote bed komt liggen. Ik krijg een Fisherman’s Friendmomentje. Ik slik even en duw de gedachte aan thuis weer weg. Het begint zachtjes te miezeren. Dit zal het de hele nacht nog blijven doen. De maan is verscholen achter een dicht wolkendek. Er is weinig glorieus aan ultralopen. Maar aan stoppen denk ik niet. Ik presteer het om weer een pijl te missen en terug op de route zie ik dat Christoph nu voor mij loopt. Ik versnel iets en samen bikkelen we door naar post 6.
Vanaf deze post is het nog 45 kilometer. Een overzichtelijke afstand, maar ik besef dat het uren gaat kosten om deze marathon-plus af te leggen. Ik haal een droog setje kleren uit mijn dropbag en trek ook een ander paar schoenen aan. Mijn voeten zijn beurs en ik hoop dat de Hoka’s iets meer comfort geven. Met zijn tweetjes gaan we weer op pad. In de meeste huizen brandt inmiddels geen licht meer. We wisselen hardlopen met wandelen af en ongemerkt is het zondag geworden. Dit is met 24,5 kilometer niet alleen de langste etappe, maar ook de zwaarste. Op de open stukken op de plateaus moet je tussen de traktorsporen continu zigzaggend op zoek naar het beste stukje ondergrond. De stroken met kasseien zijn lang en iets meer vals dan plat om te blijven rennen. Ik kom weer alleen te lopen. Er komt geen eind aan dit traject. Bang om weer verkeerd te lopen check ik regelmatig de route op mijn telefoon. Echt lekker loopt dat niet. Volgende keer toch maar weer de GPS mee! In de verte ontdek ik een lichtje. Langzaam maar zeker loop ik op de onbekende loper in. Het blijkt Christoph te zijn. Hij is verkeerd gelopen en heeft per ongeluk een stukje afgesneden. Samen strompelen we verder. De gezelligheid heeft plaatsgemaakt voor begripvol zwijgen. Na 23 uur en 54 minuten onderweg geweest te zijn bereiken we de allerlaatste verzorging. Nog 20 kilometer tot de finish!
Mijn metgezel is zo moe dat hij met een paar dekens op de grond gaat liggen en de vrijwilligers vraagt hem na 20 minuten te wekken. Ik ben ook moe, maar ik ben bang dat ik me mogelijk nog slechter ga voelen als ik me overgeef aan een kort slaapje. Na een kop thee begin ik aan de finale. Ik ben uitgeput. Ik verwonder me er over dat mijn benen nog best kunnen rennen. Alleen mijn voeten doen zo’n pijn, dat ik na een elke kilometer rennen een paar honderd meter moet wandelen om even te herstellen. De vermoeidheid bereikt zijn hoogtepunt. Ik ga dingen zien die er niet zijn. Om de haverklap denk ik mensen in het bos te zien, maar blijken het boomstammen of bankjes te zijn. Mijn vermoeide hersenen nemen een loopje met me. Tergend langzaam wordt de afstand naar de finish kleiner en kleiner. Het gaat op de automatische piloot. Rennend, strompelend en wandelend ga ik voort. Als ik nog tien kilometer moet bal ik mijn beide vuisten en steek ze in de lucht. Ik ga het gewoon flikken: 100 mijl te voet af leggen! Nog vijf kilometer, nog vier, nog drie, oei, wat gaan ze langzaam. Maar dan toch, daar is het finishgebouw. De finish zelf is binnen op het podium. Ik duw de deur open en ontvang trots het applaus. Ik dribbel naar het podium, een high-five van Maarten, en dan het laatste klimmetje van de dag het podium op. Organisator Stef hangt me de medaille om en duwt een fles lokaal gerstenat in mijn handen. Ik ben gefinisht!
Na een praatje met Stef zoek ik een tafeltje op. Ik neem de felicitaties van Martino en Willem in ontvangst. Een vrijwilligster brengt soep en wat te eten. Ik stuur een what’s-appje naar Lizette dat ik gefinisht ben. En ineens biggelen de tranen over mijn wangen. (En weer terwijl ik dit schrijf). Mijn hoofd zit vol van alle gebeurtenissen en emoties van de afgelopen 28 uur. Wat een geweldig avontuur was dit! Ik neem de medaille in mijn hand. Ik heb hem verdiend. Ik veeg de tranen weg. Ik ben blij dat het er op zit. Een heerlijk voldaan gevoel komt over me. Een lach op mijn gezicht. I have had a good time!
Als 27e van de 45 lopers die de eindstreep haalden gefinisht in 28u03′. Bij post 1 nog als 40e binnengekomen, halverwege als 35e. 14 lopers DNF.
166,9 kilometer op de Garmin. Zonder de bonuskilometers was ik mooi op de geplande 27 uur uitgekomen.
Uit het diepst van mijn hart heel veel dank voor Tim en Stef voor het organiseren van een geweldig evenement. Jullie weekend was ongetwijfeld zwaarder dan het mijne. Het flesje Egotripel uit Oud-Heverlee is inmiddels op en smaakte naar meer. You are Legends yourself!
Nog veel meer dank voor jullie fantastische crew, de Legendary Friends! Wat een bijzondere groep vrijwilligers! Lopen was het enige dat ik zelf hoefde te doen. Bij elke post werd er eten en drinken voor je gepakt, de drinkflessen opnieuw gevuld en je moed ingesproken. Ook de seingevers (verkeersregelaars zeggen we hier in NL) veel dank voor het wachten in de koude nacht.
Christiaan Diem