´…want als je niet in wonderen gelooft, waar moet je dan in geloven…´. Beter dan dat kon het niet gezegd worden. Dank voor de zalvende woorden Endymion Kasanardjo!
Het stond er niet best voor met de conditie dit jaar. En ik wist het maar al te goed. Ik wist dat het beter was om een keer niet van start te gaan. Maar ja, hoop doet leven, en ik ben soms geweldig eigenwijs. Hopen in een wonder en dus hopen dat de finish tot de mogelijkheden zou behoren. Want een behoorlijke tijd, dat zou het sowieso niet worden, want ook dat wist ik maar al te goed. In tegenstelling tot wat buitenstaanders soms denken: een 100 kilometer is niet alleen maar een mix van een goede conditie met een berg doorzettingsvermogen. Het lopen van een goede tijd, in mijn geval net boven of net onder de acht uur, kan alleen als de conditie uitmuntend is, de omstandigheden goed, de dagvorm uitstekend, het tussen de oren helemaal goed is, als de voeding goed aanslaat, als er geen tegenslagen zijn onderweg, en nog veel meer factoren. Een 100 kilometer is vreselijk ingewikkeld, en soms net zo onbegrijpelijk voor de ervaren atleet die het zelf regelmatig doet, als voor de buitenstaander. Voor de marathonkenners, die de vergelijking op een of andere manier altijd willen maken: een gewone marathon is, en dat is niet hooghartig bedoeld en met alle respect, gewoon kinderspel vergeleken bij een snelle 100 kilometer. Alle signalen moeten op groen staan, anders wordt het niks. En dikwijls slaat dat ‘niks’ om in helemaal lege handen, en ben je zomaar naar de andere kant van het land afgereisd, zonder enkel resultaat. Maar naar Winschoten ben je nooit voor niks geweest. Het feest van de Run, het festival der duurlopers, is zelfs een genoegen voor diegenen die de finish niet gehaald hebben. En zo was het ook afgelopen zaterdag.
Dit jaar was het lopen van een fatsoenlijke tijd geen optie. De finish halen zou al een wonder mogen heten. En met die kansen in het achterhoofd ben ik toch met enig optimisme afgereisd naar het noorden van het land. Na drie rijke hardloopseizoenen in 2013, 2014 en 2015 zijn de jaren 2016 en 2017 simpelweg jaren die ik looptechnisch snel moet vergeten. Diverse blessures, met name aan de lage rug, en gebrek aan tijd en energie om te trainen spelen me simpelweg parten. De dagen dat ik een groot deel van de tijd in een bureaustoel zat, zijn helemaal voorbij. Die hebben plaatsgemaakt voor een hectische baan, waarbij ik een groot aantal uren van de dag aan het rennen en vliegen ben, de hele dag op mijn benen sta, en ook nog een deel van de dag fysiek keihard aan het werk ben. Waar ik vroeger in de avonduren eindeloos kon trainen en ik me bevrijd voelde van een hele dag in een stoel zitten, ontbreekt het me nu in de avond gewoon aan energie. Kort gesteld: ik kom na lange werkdagen gesloopt thuis en heb dan geen trek meer om me dan ook nog eens het apezuur te trainen. Lastig combineren met ultralopen op deze manier.
Met nieuw schoeisel was ik aan het begin van de zomer best optimistisch over mijn kansen weer eens een goede 100 kilometer te lopen. Na een korte, maar prima trainingsperiode had ik de vorm weer aardig te pakken, zonder last te hebben van de rug. De lange duurlopen deed ik een aantal keer op mijn vrije dagen, maar ik merkte dat ik vaak wel wat te moe was om een lange duurtraining te doen. Toch deed ik het in de hoop wat recht te kunnen zetten na de DNF afgelopen jaar. De vijf kilometer ging snel weer in zeventien en een halve minuut een ook tijdens de lange duurlopen kon ik hier en haar prima doorversnellen. Achteraf gezien waren de trainingen te weinig frequent en de aanslag op het lichaam te groot. Ik wist gewoon niet hoe ik het moest combineren met onregelmatige werktijden en drukte op het werk.
Door extreme drukte op het werk in combinatie met een relatie die jammerlijk naar de knoppen ging, kwam er in augustus niks meer terecht van trainen. Normaal zet ik gedurende de maand augustus de turbo aan, maar dit jaar kwam er helemaal niks van terecht. Daar ik een erg emotioneel karakter heb, was ik gedurende de eerste drie weken van augustus óf in bed, óf op het werk. Ik kreeg geen hap door mijn keel en collega’s vroegen of het wel goed ging. ´Nee´, was dan het antwoord in alle eerlijkheid. Op dat soort momenten drink ik liever de gifbeker leeg in plaats van windowdressing. Emoties kunnen wat mij betreft dan beter stromen, dan ze opkroppen waarmee het verwerkingsproces nog langer gaat duren. Ik heb er nog voor gestreden, maar dat mocht helaas niet baten. In de laatste week van augustus kon ik het leven weer wat oppakken en was het tijd om weer leuke dingen te doen. Ik voelde me helaas nog niet fit genoeg de schoenen weer aan te trekken voor een lange duurloop.
De conditie werd broos en de spierkracht nam behoorlijk af, wat ik overigens al merkte op het werk. Het zag er al met al dus vrij bescheten uit, in de week in aanloop naar Winschoten. Maar toch boekte ik het hotel en toch besloot ik de uitnodiging van Henri Thunnissen aan te nemen. Ik wilde er per se bij zijn. Hopend op een wonder, en anders genietend van een prachtige race vanaf de zijlijn.
Normaliter werk ik tot en met de vrijdag, maar dit jaar had ik een dag extra rust, na vier extreem drukke dagen waarbij ik mijn werk moest overdragen aan een opvolger. Een overplaatsing naar een andere supermarkt – ik ben supermarktmanager in opleiding – heeft heel wat voeten in aarde als je het een en ander goed wilt achterlaten. Het was een hectische week inclusief een examen, waardoor de gedachten aan de Run eigenlijk pas op gang kwamen toen in de trein instapte op vrijdagmorgen. Na een regenachtige treinreis en een heerlijk diner in de binnenstad van Winschoten kon ik de slaap zonder zenuwen vatten; wat was er immers dit jaar van mij te verwachten?! Bij het ophalen van het startnummer op de avond voor de Run had ik dat ook nog aangegeven bij Henri, de beste racedirector ter wereld. De uitnodiging bleef wat hem betreft voor altijd, en dat is iets dat ik niet kan weigeren.
Na een goede nachtrust en een prima ontbijt met Rombout Breedveld en zoon, was daar als altijd de kleine reünie in de sporthal naast de start. Leoni Ton en Jan de Wilde trakteerden me op koffie, en daarnaast werd er driftig handjes geschud en geknuffeld met tal van atleten die bijna elk jaar acte de presence geven in Winschoten. Wat dat betreft blijft Winschoten een warm bad. Harm Sengers, de Nederlands recordhouder op de 50 kilometer, gaf ook aan wat gas terug te hebben moeten nemen door drukte op zowel het vlak van privé als werk. Er is meer in de wereld dan hardlopen en races…
Kort voor de start werd er nog even geschuild onder de start- en finishboog. Want het kwam werkelijk met bakken uit de lucht. Pluvius trakteerde ons dan ook op een geweldige bui tijdens het eerste kwartier van de wedstrijd. Dat betekende helaas niet alleen maar veel zuurstof in de lucht, maar ook direct natte voeten. Daar waar plassen normaal ontweken worden door de atleten, leek iedereen her en der een vijver meer te pakken, omdat die voeten toch wel nat zouden gaan worden. Het resulteerde uiteindelijk overigens maar in twee hele grote blaren, wat erg meeviel.
Het strijdplan, voor zover daar sprake van was, was om de eerste 50 kilometer rustig rondjes in 50 minuten te lopen om daarna per ronde te gaan inleveren, en het grote instorten zo lang mogelijk uit te stellen. Na een diepe val in rondetijden zou de finish dan eventueel aan te wandelen zijn; zolang de finish maar gehaald zou worden. De eerste ronde verliep zoals alle jaren vlekkeloos, en dat mag ook niet anders zijn tijdens een 100 kilometer. Na de eerste passage bemerkte ik wel enige spierpijn in de bovenbenen. En later in de race zou dat ook de grootste problematiek blijven. Het is vrij normaal dat het lichaam kortstondig pijntjes aangeeft in het begin van de race, maar zodra ik warm gelopen ben, zijn de pijntjes ook weer weg. Op hetzelfde scenario hoopte ik ook toen ik na ongeveer 15 kilometer – al na 15 kilometer! – pijn begon te krijgen in de bovenbenen. De spieren stonden volledig strak en door een ongelukkige manoeuvre, waarbij ik poogde de spieren te rekken, zette ik mijn linkervoet ook nog eens volledig verkeerd neer op het asfalt, waardoor er achter de linker knieschijf ook nog eens een probleem ontstond. Tijdens dit schrijven heb ik er nog steeds last van, en lijkt er sprake van een ontsteking achter de knieschijf.
Naarmate de kilometers vorderden realiseerde ik me steeds meer dat ik erg gas moest geven om simpelweg onder de vijf minuten per kilometer te blijven. Dat is voor mij toch buitengewoon en deed me erg druk maken over het verdere verloop van de race. De benen kwamen vaster en vaster te zitten, en ook de liezen zaten volledig in verkrampte toestand. Ik kon mezelf wel voor de kop slaan bij de gedachte dat ik in de weken voor de Run, toen ik dus niet sportte, simpelweg vergeten was om de spieren op te rekken. Ik heb van nature te korte spieren, dus sporten en rekken zijn min of meer noodzakelijk om te grote spierspanning te voorkomen. Nu stonden de spieren na 20 kilometer zo strak als kabels, en volledig vast. Hoewel kabels niet de juiste formulering is; het waren eerder aangetrokken elastiekjes. Dom dom dom, ik kan er achteraf bezien niets anders van maken. Ik ben gewoon vergeten de spieren te rekken…
Na twee vlakke rondes liep de derde ronde al richting het uur, en dat is iets dat niet mag gebeuren tijdens een 100 kilometer. Steeds moeizamer raapte ik de kilometers op en urineerde ik eindeloos vaak langs het parcours. Elke keer weer rekte in de bovenbenen, maar het gehoopte effect bleef uit. De pijn werd groter en groter en door gebrek aan spiermassa, waar ik toch al niet om bekend sta, liepen de kilometertijden steeds verder boven de zes minuten op. Wandelen afgewisseld met stukjes rennen werd het nu, en steeds in gesprek met mezelf. Ik had gehoopt liefdesverdriet en andere problematiek thuis te laten, maar dat speelde steeds weer op. Ultralopen gaat soms niet over rennen, maar over wat er plaatsvindt tussen de oren. Als ik nu eens tot het einde kon wandelen, dan kon ik wellicht dat pakketje verdriet definitief achter me laten?
Na 31 kilometer ging het al de verkeerde kant op en werd er een stuk gewandeld. Dick Abee, voorzitter van AV Aquilo, pakte mijn hand en samen wandelden we hand in hand verder. Ik moet toegeven dat ik broos was en Dick, die ik in eerste instantie voor een ander aanzag, zag dat. Dan kan ik niet anders dan dankbaar zijn, dat zo iemand de tijd laat lopen om je te helpen. Hij praatte op me in en liet het publiek en de vrijwilligers me toespreken om in de race te blijven. Hand in hand kameraden, en dat voor een supporter van Ajax. Nee, die was geen wedstrijd voor mietjes, maar hier hielp een atleet een ander die in moeilijkheden was. Ik heb hem na afloop helaas niet kunnen bedanken voor deze kilometer hulp.
Na 35 kilometer werd ik opgepikt door Arjan van den Berg en Silvio Teunissen. Zij nodigden me uit, en met tranen in de ogen kon ik deze uitnodiging niet afslaan. En daar liepen we dan een stuk op. Beide heren de inspanning relativerend en lachend om het publiek, het weer en de dag in het algemeen. Ik deed mijn best vrolijk te worden, maar toch rolden er tranen. De heren offerden zich op, en die eer was me als zwalkend atleet eigenlijk te groot. ´Er loopt hier voor een miljoen kilometers bij elkaar, maar niemand die dat hier weet’, aldus Arjan, en beter kon hij het niet verwoorden. Want als de vorm er niet is, en je je niet mengt in de strijd aan de kop van de wedstrijd, dan kan zo’n race heel anoniem zijn. En gelukkig maar, want dat neemt ook een hoop druk weg. We waren er om de finish te halen, en dit jaar niet voor de medailles. Maar de finish halen was op dat moment eigenlijk alleen nog maar een utopie. Maar Arjan en Silvio hielpen me nog even om in die droom te blijven. Daarnaast was het een prima gelegenheid om weer even bij te kletsen; we zien elkaar eigenlijk maar een keer per jaar. Arjan was als training bezig voor de Spartathlon, de enige echte wedstrijd, en had geen grote haast dit keer. Hij kon de training uiteindelijk helaas niet volbrengen, maar spaarde zich in aanloop naar die heilige race tussen Athene en Sparta.
Na zes kilometer moest ik Arjan laten gaan en nam ik me voor het beloofde rondje in ieder geval af te maken. Dat zou me tot halverwege de wedstrijd brengen, en een nieuw evaluatiemoment bezorgen om te kijken of ik door zou kunnen schuifelen en wandelen tot de eindstreep. Ik nam het me voor om de strijd aan te gaan, en me de negatieve gedachten te laten welgevallen. Steeds zette ik wat aan en liep ik stukjes hard, afgewisseld met rekken en wandelen. In dit tempo zou ik het kunnen halen, rekende ik uit. Maar het rekenen begon de geest moe te maken, in combinatie met allerlei negatieve gedachten in de privé-sfeer.
Hartverwarmend bleef de steun van andere atleten en het publiek. Zelfs Wouter Decock, Pascal van Norden en Gert Mertens zagen de hopeloze strijd en trakteerden me op zalvende woorden. En dat is waar Winschoten ook zo om bekend staat, en waarom atleten er zo vaak terugkeren: er is aandacht van het publiek voor de individuele atleet, broederschap tussen de atleten onderling en een organisatie die er alles aan doet om het de deelnemers zo comfortabel mogelijk te maken in een wedstrijd die vreselijk zwaar is. Winschoten liet zaterdag weer zien waarom dit eigenlijk de beste 100 kilometer wedstrijd ter wereld is.
Na de passage van de 50 kilometer was ik er nog helemaal niet klaar mee. En dat tekende ook de strijd in mijn gedachten; aan de ene kant willen stoppen, maar aan de andere kant mentaal niet in staat zijn om nog een keer op te geven, zoals vorig jaar. Ik bleef rekken, maar de pijn in de benen, liezen en achter de linker knieschijf werd steeds heviger. Ik calculeerde een verdere daling van het tempo en realiseerde me zittend op een stoepje voorbij het punt van 51 kilometer dat het er een beetje hopeloos uitzag. Het publiek bood me daar zittend eten en drinken aan, massage, een telefoon en wat allemaal nog meer, maar mededogen was genoeg. Ik was er ineens klaar mee, maar heb nog een kwartier getwijfeld. Een zinloze strijd, wat me de kans op een fatsoenlijk herstel zou belemmeren, en steeds zekerder wetend dat ik wellicht het checkpoint van 20.50 uur op 90 kilometer niet zou kunnen halen. Schuifelen en wandelen ging te langzaam. Als ik nou 20 kilometer verder was geweest, dan had ik het zeker gedaan. Maar de tijdsmarge was nu toch echt te klein. Met tranen in de ogen wandelde ik terug en kon zelfs Gert Mertens me niet tegenhouden en overtuigen om nog een rondje door te doen. Het was genoeg. Ik was te moe, mentaal niet goed genoeg, te mager, en gewoon niet klaar voor de Run. Het geloof in een wonder was te sterk geweest om de harde realiteit niet te kunnen zien. Als ik mijn verstand had gebruikt, was ik nooit gestart. Maar achteraf gezien heb ik er absoluut geen spijt van om toch een poging te hebben gedaan.
Naast alle kommer en kwel op looptechnisch gebied was er toch ook weer het nodige te genieten in Winschoten. En na een bad en wat eten kon ik dat ook inzien. Als altijd was het fantastisch om de uitlopers binnen te halen en te feliciteren in de sporthal naast de finish. Rombout Breedveld pakte na jaren trainen eindelijk zijn persoonlijke record onder de magische acht uur. En hoe! 7.45 uur was de indrukwekkende tijd. Leonie Ton kwam net tekort voor een nieuw persoonlijk record, maar finishte toch in een waanzinnig goede tijd en pakte haar tweede Nederlandse titel. Pascal van Norden, een van de meest sympathieke lopers in het ultrapeloton, deed dat laatste uiteraard bij de mannen. Sylvia Verhoeven pakte de derde plaats bij de vrouwen voor het Nederlandse kampioenschap en finishte in een tijd die genoeg is om te starten op de 120 van Texel. Met haar liep ik ooit een stukje op tijdens mijn eerste ultraloop in 2010 en het was geweldig om te zien dat ze, na fysieke ongemakken, helemaal terug is. Joris Wulfert, van de Erasmus Roadrunners, kende een moeilijk tweede deel van de race, maar verbeterde zijn pr naar een tijd van 8.20 uur. Robert Boersma lag op een mooi schema, kreeg het zwaar, maar wist toch de finish te bereiken in een keurige tijd. En dit is slechts een kleine greep uit alle prestaties die geleverd zijn. En na afloop werd er nog het nodige bijgepraat en informatie uitgewisseld over toekomstige wedstrijden, en het leven in het algemeen.
Na twee keer niet finishen in Winschoten zou ik kunnen denken aan een relatiecrisis met deze liefde. Echter wil ik de moed niet opgeven, en zal ik meer m´n best moeten gaan doen om de verstandhouding te redden. Ik ben inmiddels afgezakt naar een middelmatige hardloper, en om m´n positie en respect in het peloton weer een beetje terug te winnen, zal er eerst hard getraind moeten worden. Het komende jaar zal ik gaan uitvogelen hoe ik dat met mijn drukke baan ga combineren. Maar het is de investering waard, en ik zal mijn best blijven doen om m´n relatie met de 100 kilometer van Winschoten te redden. Volgend jaar dus weer een start, en hopelijk dan ook weer eens een finish. Ik hoop dat ik dan weer welkom ben, maar met Henri Thunnissen, Henk Noor en Liesbeth Jansen vertegenwoordigd in een of andere rol bij de Run, zal dat zeker goedkomen. Bedankt!
Dave Boone